Wie door de Wijngaardstraat wandelt, ziet boven een zijingang van Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience een merkwaardig opschrift. ‘A la Sodalité’ blijkt te verwijzen naar een voormalig café. Voor de naam van die kroeg haalde men de mosterd bij een nog vroegere functie van het gebouw, de reden ook waarom het is gebouwd.
“Sodaliteiten (afgeleid van sodalis, Latijnse benaming voor vriend – red.) waren broederschappen van leken die samenkwamen rond een bepaalde devotie”, schetst Steven Van Impe. “Ze bestonden al in de hoge middeleeuwen. Later gaven de jezuïeten er hun eigen invulling aan in de geest van de contrareformatie. De Zuid-Nederlandse jezuïet Franciscus Costerus bracht het idee mee uit Rome. Hij richtte enkele sodaliteiten op in Keulen en daarna in de Zuidelijke Nederlanden. Na de val van Antwerpen in 1585 (waarbij de stad onder Spaans bewind komt – red.) investeerden overheid en kerk enorm in het opnieuw katholiek maken van de bevolking. De jezuïeten werden gevraagd daaraan mee te werken en Costerus deed dat door een sodaliteit op te richten. Bij Christoffel Plantin liet hij voor het eerst de regels drukken. Zo kon het idee van de sodaliteit zich vanuit Antwerpen verspreiden. Al heel snel bleek het een enorm succes.”
“Jezuïeten waren heel goed in het aanvoelen van hun doelpubliek en hoe ze dat zo persoonlijk mogelijk moesten aanspreken. Aan het begin van de 17de eeuw ontstonden in Antwerpen meerdere sodaliteiten, gericht op specifieke doelgroepen: voor de bejaarde jongmans, dat waren de volwassen ongehuwde mannen, voor de gehuwden, voor de latinisten, voor de niet-Nederlandstaligen. Al snel hadden de sodaliteiten nood aan meer plaats. De jezuïeten bouwden een eigen gebouw op het huidige Conscienceplein. Daar realiseerden ze een urbaan project, met rond het plein ook de Carolus Borromeuskerk en het professenhuis, het klooster van de jezuïeten. Ook het sodaliteitsgebouw bouwden ze aan het plein. In dat gebouw, dat wij nu de Sodaliteit noemen, kwamen twee kapellen, op de gelijkvloerse en de eerste verdieping. Het waren de Beneden- en de Bovensodaliteit.”
Serviceclubs
De kapellen werden rijkelijk aangekleed en voorzien van een grote hoeveelheid kunstwerken. Het waren dan ook pronkzalen waar de stedelijke elite verzamelde. “Het hoofddoel van die bijeenkomsten was natuurlijk devotie. De jezuïeten waren zelf geen lid, maar er was wel een geestelijke directeur die de mis opdroeg, als biechtvader optrad en raad gaf. De sodaliteiten waren ook een sociaal gebeuren voor stedelijke ambtenaren, rijke handelaars, kunstenaars en ambachtslieden. Het waren als het ware serviceclubs waar men potentiële opdrachtgevers ontmoette. Tenslotte zorgden de sodaliteiten ook voor zielzorg aan de leden. Uiteindelijk werden ze afgeschaft in 1773, samen met de volledige jezuïetenorde. Die had een te grote politieke invloed volgens sommigen en de paus zwichtte voor die bezorgdheid.”
Nadat de sodaliteiten werden opgedoekt, werden de kunstwerken, het zilverwerk en de liturgische gewaden, het marmerwerk en alle altaren verkocht. Zo raakten de bezittingen verspreid. Voor de Sodaliteit, het gebouw dus, brak een periode aan waarin de functie verschillende keren wisselde. Eerst kwam er een militaire academie. Later opende het café in de Benedensodaliteit en gebruikte men de Bovensodaliteit voor vergaderingen, bals en veilingen. In 1879 kocht de stad Antwerpen het gebouw als nieuwe locatie voor de stadsbibliotheek. De Sodaliteit werd een leeszaal, met een enorm hoog plafond. De vloer van de eerste verdieping was er namelijk niet meer. Tegen de muren verschenen balkons met boekenrekken en een wandelgang. Sinds 1936 bestaat de indeling zoals we die vandaag kennen. De tussenvloer kwam terug. Boekenrekken stonden over de volledige gelijkvloerse verdieping. Op de eerste verdieping verscheen een nieuwe pronkzaal: de Nottebohmzaal.
Overvloedig licht
Bij een bezoek aan de prachtige Nottebohmzaal vandaag doet niets vermoeden dat deze ruimte er ooit helemaal anders heeft uitgezien. Tijdens de hoogdagen van de barok stonden hier geen boeken, maar hingen er kunstwerken aan de wand en het plafond. De ruimte baadde in overvloedig licht. Dat vroegere uitzicht van de kapellen van de Sodaliteit is lange tijd een groot mysterie gebleven. Het is Rudi Mannaerts, vandaag pastoor van de Sint-Andrieskerk, die in 1983 zijn masterproef schreef over onder meer het interieur van de Sodaliteit. Pas enkele jaren geleden ontdekte hij dat er een schilderij zou bestaan dat de Bovensodaliteit toont. In het kader van haar scriptie ging Marijke Drijbooms in 2021 op zoek in kunstdatabanken en kon het schilderij traceren. Het blijkt een enorme bron van informatie over het uitzicht van de Bovensodaliteit. De expo ‘Jezuïeten, Rubens en de kunst van het overtuigen’ is opgevat als een rondleiding doorheen het schilderij.
“Aan de westelijke wand hingen acht grote schilderijen die te maken hadden met de Maagd Maria. Elk schilderij verbeeldt een naam waaronder Maria wordt aangeroepen in de middeleeuwse Litanie van Loreto: Ochtendster, Helpster der Zieken, Maria Middelares ... Rond elk schilderij prijkte een barokke marmeren omlijsting. Een deel van de schilderijen hebben we kunnen terugvinden. Het eerste is dat van Onze-Lieve-Vrouw Koningin van de Martelaren, momenteel bekend als De Marteldood van Sint-Laurentius. Het is een werk van Marc Antonio Garibaldo, een Antwerpse schilder die verder nagenoeg onbekend is. Voor de allereerste keer wordt werk van hem getoond in een tentoonstelling. Naar Garibaldo moet meer kunsthistorisch onderzoek gebeuren, wij willen alvast aantonen dat het een interessante figuur is. Een tweede schilderij is ook van zijn hand: Onze-Lieve-Vrouw Koningin van de Engelen, later bekend als Maria met een hemels concert. Beide schilderijen hangen in het secretariaat van de Antwerpse Sint-Laurentiuskerk, niet zichtbaar voor het publiek. En dan is er nog een derde schilderij waarvan we een gedeelte hebben teruggevonden. Het stelt Onze-Lieve-Vrouw Troosteres van de zieken voor. Mogelijk wilde de eigenaar niet steeds op die zieken kijken en liet hij er een stuk afsnijden zodat enkel Onze-Lieve-Vrouw overbleef. Op dat resterende deel staat wel de naam van de Antwerpse schilder Anton Goubau. Die is iets bekender.”
“Aan de noordelijke altaarwand hing het eerste schilderij dat in de kapel verscheen: Sint-Rosalie of Onze-Lieve-Vrouw met kind Jezus kronen de Heilige Rosalia met een bloemenkrans. Aan dat schilderij hangt een bijzonder verhaal vast. Het werk is van Anthony van Dyck. Tijdens een studiereis in Italië kwam hij in Palermo vast te zitten nadat de stad in lockdown ging na een uitbraak van de pest. Tijdens de lockdown kregen verschillende inwoners visioenen die hen de weg wezen naar het geraamte van Sint-Rosalie, de beschermheilige van de stad. Het gebeente werd gevonden en in een triomfantelijke processie naar Palermo gedragen. Alle kerken wilden plots een altaar voor Sint-Rosalie. Bleek dat er een wereldberoemde schilder in de stad vastzat en Van Dyck kreeg opdracht na opdracht om een schilderij van Sint-Rosalie te maken.”
“Bij zijn terugkeer hadden de jezuïeten net een stukje van het gebeente van Sint-Rosalie naar hier gehaald omdat de pest ook in Antwerpen aanwezig was. Ik stel me voor dat Van Dyck dat zag als een teken. Hij besloot een schilderij te maken voor de Sodaliteit, waarvan hij later lid werd. Van Dyck maakte ook een ander schilderij, van de zalige Herman Jozef. Die Duitse monnik ging in een visioen een mystiek huwelijk aan met Maria. Dat was natuurlijk de ideale thematiek voor de sodaliteit van de bejaarde jongmans. Van Dycks schilderijen waren de topstukken van de Bovensodaliteit. In 1777, na het opdoeken van de sodaliteiten, kocht keizerin Maria Theresia van Oostenrijk ze op, samen met een Rubens uit de Benedensodaliteit. Vandaag behoren de twee werken van Van Dyck tot de topstukken van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.”
“Ook het plafond was rijkelijk gedecoreerd met een cyclus van Mariaschilderijen die haar leven uitbeelden in verschillende stappen. Ze werden geflankeerd door kleinere schilderijen die Bijbelverzen verbeelden.”
Evocatie
“De expo is opgevat als een wandeling doorheen de Bovensodaliteit. Over de Benedensodaliteit is voorlopig nog niet zoveel bekend. Originele werken, eigentijdse kopieën en projecties presenteren we in de Nottebohmzaal zoveel mogelijk op hun oorspronkelijke plaats. De kunst wordt afgewisseld met boeken, dit is ten slotte een bibliotheek. Zo kunnen we een mooi verhaal vertellen over de context waarin de kunstwerken functioneerden. Het geheel wordt begeleid door een audiogids. De expo is meer een evocatie dan een reconstructie. Je zal ook zelf nog wat fantasie moeten gebruiken.”
“Door het overzichtsschilderij, waarvan we een levensgrote reproductie tonen, krijg je een goed beeld van het uitzicht van de Bovensodaliteit. Toen ik dat schilderij voor het eerst zag, schrok ik ervan hoe licht en hoe groot de zaal in die tijd was. De ramen lieten volop licht binnen en er was veel witte marmer met accenten in goudverf. Beeld je verder in hoe dat grote schilderij van Van Dyck de aandacht naar zich toezoog. En hoe het plafond helemaal beschilderd was. Dat alles moet heel indrukwekkend geweest zijn. We hebben een getuigenis uit 1745, Antwerpen werd dan even ingenomen door Lodewijk XV van Frankrijk. Franse soldaten kwamen in de Bovensodaliteit en spraken over een eetzaal voor een koning. Als je weet dat hun koning op dat moment in Versailles woonde, dan besef je hoe indrukwekkend de Bovensodaliteit wel geweest moet zijn.”
“Ons onderzoek heeft heel wat zaken aan het licht gebracht. Maar er blijven nog best wat vragen onbeantwoord. We hopen dat de expo helpt om nieuwe puzzelstukken te vinden. Misschien kunnen we onontdekte schilderijen traceren. De ontdekking van de Sodaliteit stopt niet bij deze expo.”