In deze digitale Miraeus Lecture gaat Zanna Van Loon dieper in op hoe boekgeschiedenis bijdraagt tot de missionaire linguïstiek.
Reeds in 1510 reisden leden van Europese religieuze ordes naar de Amerika's om de plaatselijke inheemse bevolking te evangeliseren. Al deze missionarissen werden bij het leggen van contacten met dezelfde uitdagingen geconfronteerd: de taalbarrière vormde een belangrijk obstakel om de plaatselijke inheemse bevolking tot het christelijk geloof te bekeren. Om groepen mensen die niet vertrouwd waren met de Europese cultuur en religie op een efficiënte manier de geloofsleer bij te brengen, legden de missionarissen geen Europese talen op, maar leerden zij in plaats daarvan de plaatselijke talen. Om hun missiewerk te vergemakkelijken en hun opvolgers te helpen, codificeerden de missionarissen hun kennis van deze talen in taalkundige hulpmiddelen (grammatica's, woordenlijsten en uitdrukkingenboeken), en stelden zij devotionele vertalingen op (waaronder catechismussen, preken en belijdenisgeschriften). Dit bracht een zich voortdurend ontwikkelend proces op gang waarin zij teksten produceerden met kennis over de grote verscheidenheid aan inheemse talen die in de Amerika's werden gesproken. Deze lezing onderzoekt de voorwaarden die bepalend waren voor de fysieke vervaardiging van zendingsinstrumenten en hoe met dit proces rekening moet worden gehouden bij de bestudering van de inhoud van deze teksten.