Overslaan en naar de inhoud gaan

“De kathedraal was een gemeenschapshuis en een geheugenpaleis”

Hoe was het om te vertoeven in de 16de-eeuwse kathedraal? Wat kon je er zien, horen en ruiken? Kunsthistorica Wendy Wauters onderzocht het voor haar doctoraat en haar boek ‘De geuren van de kathedraal’. Voor haar onderzoek raadpleegde ze onder meer de collectie van Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Tijdens haar Nottebohmlezing op 14 april voert ze de aanwezigen 500 jaar terug in de tijd.

Kerken ervaren we als stille en gewijde ruimtes, maar dat is niet altijd zo geweest. Hoe ging het er in de 16de eeuw aan toe in de kathedraal?

Wendy Wauters: “De Onze-Lieve-Vrouwekerk (vanaf 1559 de ‘kathedraal’ van Antwerpen) had destijds heel verschillende functies, naast de religieuze. Het was een plek waar mensen elkaar tegenkwamen, bijvoorbeeld als ze het transept (de dwarsbeuk) gebruikten als doorgang. Kerken waren in die tijd ook schuilplaatsen voor misdadigers die kerkasiel verkregen, al verminderde die gewoonte al in de 15de eeuw. Voor mij zijn de twee mooiste functies van de kathedraal die als gemeenschapshuis en als geheugenpaleis van de stad.”

“Misschien was niet iedereen welkom in dat gemeenschapshuis, want bedelaars werden verjaagd. Maar elke stedeling kon wel met giften de ruimte mee vormgeven. De kathedraal telde tientallen zijaltaren, er werden constant missen gehouden. Had je voldoende financiële slagkracht, dan kon je zelf een mis stichten of een altaar aankleden. Dat gebeurde door individuen, gilden en broederschappen. Al die missen inplannen, dat was een hele puzzel die werd gelegd door het overkoepelende college van kanunniken, het kapittel. Je kon zelf kiezen hoe weelderig je een altaar aankleedde. Een van de rijkste verenigingen was die van de meerseniers, de kleinhandelaars. Die liet majolica vloertegels (geglazuurd en beschilderd aardewerk) plaatsen in felle kleuren. Je kon ook gewelfschilderingen laten aanbrengen of een kast voor de misgewaden plaatsen. Heel veel stedelingen deden schenkingen, bijvoorbeeld van hun bedsprei als altaargordijn of hun trouwring om aan een beeld te hangen.”

“Iedereen mocht in de kathedraal aanwezig zijn, een grafmonument hebben of met een schenking het interieur mee bepalen. Daarom wandelde je er door de collectieve en persoonlijke geschiedenis van de stad. Grafmonumenten konden bijvoorbeeld in rechtszaken worden gebruikt om afstamming te controleren. Op het einde van de 17de eeuw witte men de muren van de kathedraal naar de toenmalige mode. Het moest allemaal een stuk soberder. Dat zorgde voor veel boosheid. Tegenstanders vonden dat de geschiedenis werd uitgewist door allerlei zaken te overschilderen.”

Er werd ook handel gedreven in de kathedraal. Verkocht men enkel religieuze koopwaar?

Wauters: “In principe wel. Maar archeologen vonden niet enkel restanten van ivoren paternosters, maar ook van ivoren dobbelstenen en andere zaken. De ivoormaker die paternosters sneed in de kathedraal, sneed dus waarschijnlijk in het geniep ook dobbelstenen. Verder werden er kaarsen verkocht. Het wijnvrouwtje verkocht wijn als miswijn en brood voor hosties. Maar vooral buiten op het toenmalige kerkhof was er best wat activiteit. Al was niet alles toegelaten, denk maar aan tanden trekken of linnen bleken. Balspelen deden van tijd tot tijd glasramen sneuvelen. Tot men het nodige geld had om die dure glasramen te vervangen werden de gaten gestopt. In 1533 sloeg ’s nachts de vlam van een kaars over naar het riet waarmee een raam was gestopt. De gensters zetten een altaargordijn in brand, de vuurzee die vervolgens ontstond, verwoestte de halve kathedraal.”

Verschillende missen, verkopers, mensen die de kathedraal als doorgang gebruikten: er was dus veel geluid en beweging?

Wauters: “En geur! In de kathedraal werden mensen begraven. De graven werden niet altijd goed toegedekt, waardoor er een lijklucht hing. Dat was zeker zo als er heel veel doden waren tijdens een epidemie of onlusten. Sommige kroniekschrijvers schrijven dat de parochianen er zelfs voor terugdeinsden om naar de kathedraal te gaan omwille van de alomtegenwoordige lijklucht. De ramen konden ook niet open, het was er dus notoir slecht verlucht. Daarom gebruikte men wierook, dat men ook brandde ter ere van het Heilige Sacrament, als teken van prestige en om bezoekers een warm welkom te heten. En men gebruikte wierook om gezondheidsredenen. In die tijd heerste de miasmatheorie. Daarin ging men ervan uit dat ziekten als de pest werden verspreid door miasmata, rottende luchtpartikels. In huishoudboekjes uit de collectie van Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience staan allerlei kruidenrecepten. Naargelang je financiële slagkracht kon je die samenstellen om je te beschermen tegen de ziekmakende lucht. Daarom ook werden de klokken van de kathedraal geluid tijdens de pest. De geluidsgolven zorgden voor bewegende luchtstromen.”

Welke betekenis had de kathedraal in tijdens de Reformatie?

Wauters: “Er heersten heel uiteenlopende opvattingen over hoe je met zo’n ruimte moest omgaan. De ene persoon stoorde zich heel erg aan de giften waarmee de altaren werden versierd. En de andere zag er de schoonheid van in. De hervormingsgezinden wilden de roomse kerk veranderen. Ze creëerden een clichébeeld van een totale veruitwendiging en een ritualisering. Ten onrechte bleef het beeld dat zij van de roomse kerk hadden geschetst na die periode nog lang bestaan. Maar lees je de bronnen en probeer je de mensen van toen weer aan het woord te laten, dan zie je dat die rijkgeschakeerde aankleding allerlei redenen had. Deels speelde ijdelheid, maar ook angst of de zoektocht naar troost. En men wilde ergens thuishoren, men was op zoek naar een gemeenschapsgevoel. Hoe mensen in dat gebouw deelnamen aan het geloof had juist een veelzijdigere invulling dan in de reformatorische voorstelling.”

Hoe reconstrueerde je het leven in de kathedraal in die periode?

Wauters: “Er bleek verrassend weinig onderzoek te bestaan naar hoe het eraan toeging in de kerken van de 15de en 16de eeuw. Over het reilen en zeilen in Antwerpen bestaat wel een veelheid aan geschreven bronnen. Door te kiezen voor een nog bestaand gebouw kon ik de bronnen toetsen aan mijn eigen waarnemingen. Zo kwam ik bij de kathedraal terecht. Ik puzzelde een gigantische hoeveelheid speldenprikken bij elkaar tot een verhaal.”

“Ik gebruikte een mix van vier soorten bronnen. Rekeningen en contracten bevatten concrete informatie over aankopen. Een tweede groep bronnen bestaat uit kronieken en egodocumenten zoals briefwisselingen. Ze geven een zicht op de beleving via kleine anekdotes. Dan zijn er de huishoudboekjes. En ten slotte zijn er de iconografische bronnen zoals miniaturen, latere interieurschilderijen of een grondplan. Zij tonen soms realistische details.”

In de collectie van Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience vond je ‘Der Scaepherders Kalengier’, een zogenaamde schaapsherderskalender. Wat leerde je daaruit?

Wauters: Je las er bijvoorbeeld op welke dagen je kon baden of aderlaten. Het was een gids om in een bepaald jaar zo goed mogelijk je leven te leiden. Men noemde het een schaapsherderskalender vanuit het idee dat herders als natuurmensen alle wijsheid in pacht hadden, maar het was echt voor stadsmensen bedoeld. Ze gaven een kader voor wat er allemaal in de kathedraal gebeurde. De raadgevingen in zo’n schaapsherderskalender komen nu misschien vreemd over, maar ze werden ondersteund door de toenmalige geneeskunst.”

Daarnaast raadpleegde je in de collectie ook een 300 jaar oud handschrift van kanunnik Petrus Henricus Goos. Welke informatie haalde je daaruit?

Wauters: “In dat handschrift vinden we het oudste grondplan van de kathedraal, opgetekend door een landmeter. Het dateert weliswaar van het einde van de 17de eeuw, maar het is wel een erg belangrijke informatiebron. Ik gebruikte dat grondplan om de 16de-eeuwse kathedraal te reconstrueren. Waar lag een rumoerige plek, zoals een altaar waar men veel zong? Welke route volgden de kapelaans van de sacristie naar een bepaald altaar? Er bestaan geen beelden van het interieur van voor 1566. Daarom was dat grondplan zo welkom voor mijn onderzoek.”

Nottebohmlezing

Op 14 april om 11u geeft Wendy Wauters een Nottebohmlezing over haar boek De geuren van de kathedraal.

Meld je aan voor de nieuwsbrief