De gedichten die Claus bij deze tekening heeft geschreven, vertrekken beide vanuit de Arche, maar schetsen er elk een ander beeld van. Dat gemeenschappelijke onderwerp, maar beschreven vanuit een verschillend perspectief, wordt al meteen aangekondigd in het eerste vers, met respectievelijk “gouden poort van de eenvoud” en “veelvoudig oud lood”. Ook andere elementen verbinden beide verzen, zoals de klanken ‘ou’ en de ‘oo’. Naast eenzelfde opbouw, gebruikt Claus in de gedichten systematisch parallelle zinsconstructies, waardoor de twee gedichten net als de tekeningen elkaars spiegelbeeld vormen.
Naast de Arche komen in beide gedichten ook vergelijkbare thema’s aan bod. Zo besteedt Claus telkens aandacht aan vervoersmiddelen: er zijn “heilige boten” en “gemene helicopters”. Op de tekeningen zie je boten die door de Arche heen varen en auto’s die eroverheen rijden: een omgekeerde wereld. Zo ontstaat zowel een futuristisch beeld van Parijs als drukke metropool, als een beeld waarin de realiteit wordt omgekeerd. Hoogte speelt in het algemeen een rol in de gedichten: er wordt verwezen naar planeten en meteoren. De getekende statische Arche nodigt dan ook uit om je heel klein te voelen en omhoog te kijken. Dat idee van hoogte wordt gecontrasteerd met elementen op de grond. “[D]e hoed van een drenkeling” in de ene variant correspondeert met “de schoen van de gehangene” in de tweede. De hoed en de schoen (let trouwens op de klankecho van de ‘oe’) zijn respectievelijk de kledingstukken die zich het verst van en het dichtst bij de grond bevinden. Door de combinatie met “drenkeling” en “gehangene” worden die verhoudingen tussen hoog en laag weer omgekeerd en krijgen we eerst iemand die laag ligt, terwijl in de tweede variant iemand boven de grond hangt.
Naast gemeenschappelijke onderwerpen en parallellen zijn er ook heel wat tegenstellingen op te merken. Links zien we op de tekening een lichte versie van de poort en rechts een donkere. De omschrijvingen van de poort als “oud lood” of als “gouden poort” verwijzen duidelijk naar de positieve en negatieve versie van de tekening. Het idee van positief en negatief komt ook verder in de gedichten terug. Zo contrasteert “heilig” in het tweede vers van de positieve variant met “gemene” in de negatieve en zijn de cirkels “sierlijk” dan wel “dierlijk”. Hoewel de woorden “sierlijk” en “dierlijk” inhoudelijk contrasteren met elkaar, valt het op dat ze qua klank erg op elkaar lijken. Die combinatie van samenhang en contrast tussen de linker- en rechterpagina blijkt bijvoorbeeld ook uit de varianten “cirkels” en “ellipsen”, die weliswaar geen synoniemen zijn, maar evenmin tegengestelden.
De gedichten illustreren wat er in het hele werk aanwezig is: een interactie tussen enerzijds het positief en negatief van een beeld en gedicht en anderzijds de verschillende manieren waarop je naar een onderwerp kan kijken. Claus creëert een positief en dynamisch beeld aan de linkerkant, en een negatief en statisch beeld aan de rechterkant en behoudt toch, bijvoorbeeld door het gebruik van klanken, de continuïteit tussen de twee gedichten die zich op de uitgeklapte bladzijden bevinden. Door de (bijna-)tegenstellingen en verschillende perspectieven benadrukt Claus dat de tekeningen niet enkel de donkere en lichte versie van elkaar zijn, maar spiegelbeelden.
Claus nam ook een versie van de gedichten op in zijn latere bundel De Sporen (1993). Daarin maakt hij van de twee gedichten één. De eerste strofe is een snel afwisselende combinatie van elementen uit de twee varianten in Steeds/Cité. Versregels worden samengevoegd, weggelaten, en woorden worden vervangen. Het belangrijkste resultaat van die compilatie is dat de tegenstellingen zich hier niet manifesteren tussen de gedichten, maar binnenin het gedicht. De zinnen, die in Steeds/Cité enkel lijken te verwijzen naar een poort, worden in De Sporen herwerkt tot een verwijzing naar de eigenschappen van een persoon. Het gedicht wordt hier losgemaakt uit de context van de tekeningen en Parijs. In dat nieuwe bestaan krijgt het nieuwe betekenissen die Claus expliciteert tussen de haakjes. De versie in De Sporen krijgt dan ook de titel Steeds, niet alleen omdat het gedicht hier los verschijnt van de Franse vertaling, maar ook omdat de stad en Parijs er niet meer in doorschemeren.
Door Sofie Laermans