Overslaan en naar de inhoud gaan
Detailzicht op folio met liedtekst uit het manuscript van het Missaal van Berchem foto Dirk Vertommen

Het oudste boek van Antwerpen

Sinds september 2024 bewaart de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience het oudste boek van Antwerpen, het Missaal van Berchem. Het werd geschreven rond het jaar 1140 in de verdwenen Sint-Michielsabdij. Zo’n driehonderd jaar later verhuisde het boek naar Berchem, waar het eeuwenlang bewaard en gekoesterd werd. Tien jaar geleden vond in Leuven een grondige restauratie van het boek plaats. Onze conservator Steven Van Impe laat je kennismaken met het Missaal van Berchem.

Zoals elk boek is ook het Missaal van Berchem een object met veel betekenislagen. In de eerste plaats is het, zoals de naam het zegt, een missaal, een kerkboek dat gebruikt wordt tijdens de katholieke misviering. De priester gebruikt het om de juiste gebeden af te lezen. Naast een centraal gedeelte dat onveranderlijk is, de zogenaamde canon van de mis, werden er op elke dag van het kerkelijke jaar andere teksten en gebeden gebruikt. Die staan allemaal uitgeschreven in het missaal.

Een boek is echter meer dan alleen maar een tekst, het is ook een materieel object. Het Missaal van Berchem is geschreven op perkament en ingebonden in een stevige boekband van houten platten die met leer overtrokken zijn. Waarschijnlijk is dit de oorspronkelijke band: de oudste Antwerpse boekband die we kennen. Hij vertoont veel tekenen van slijtage en oude herstellingen. Bij de restauratie in 2014 werd een ontbrekend stuk van de houten platkern aangevuld met een prothese. De boekband is minimaal versierd met een kader van dubbele lijnen.

Het boek bestaat momenteel uit 205 folio’s of bladen. Dat is niet de omvang die het Missaal had toen het rond 1140 geschreven werd. Drie folio’s ontbreken, met de missen vanaf de tweede zondag na Driekoningen tot aan Septuagesima, het begin van de Paascyclus. Er zijn ook folio’s later toegevoegd. Zo werden vooraan zes folio’s bijgevoegd met nota’s uit de veertiende eeuw over de Sint-Willibrorduskerk in Berchem. Folio’s 108 tot 110 dateren uit de vijftiende eeuw en bevatten de tekst van de Canon, het centrale deel van de mis (de originele Canon uit 1140 is ook bewaard en staat op folio’s 115-116). Folio’s 133-137 bevatten de mis voor Corpus Christi, een feest dat pas vanaf 1264 werd ingevoerd. Folio’s 111-114 dateren uit de zestiende eeuw, en bevatten muzieknotatie voor de prefaties, de inleiding voor de Canon (‘De Heer is met u // En met uw geest’).

Daarnaast werden ook stukken bijgeschreven op originele folio’s. Zo vulde men de heiligenkalender vooraan systematisch aan met nieuwe feestdagen en herdenkingsmissen voor personen die verbonden waren aan de kerk van Berchem. Op folio 107 werd een gebed tegen de Saracenen toegevoegd. Dat gebed was in 1215 ingevoerd door het Vierde Concilie van Lateranen, naar aanleiding van de kruistochten. Het toegevoegde gebed voor het Heilig Land op folio 116 past in dezelfde context en periode. Dit overzicht maakt het meteen duidelijk: het Missaal was geen pronkboek, het werd intensief gebruikt en moest dus regelmatig een update krijgen in lijn met de nieuwe bepalingen van de Kerk. Verder onderzoek moet duidelijk maken wat precies tot de oorspronkelijke tekstlaag uit 1140 behoort, in welke volgorde de toevoegingen juist gebeurden, en in welke context: toen het boek nog gebruikt werd in de Sint-Michielsabdij, of nadat het werd overgebracht naar Berchem.

Linkerbladzijde met zijde stof en rechterbladzijde met kleurrijke miniatuur van gekruisigde Christus (c) Collectie stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, bewaargeving Kerkfabriek Sint-Willibrordus (Berchem), 898642, foto: Dirk Vertommen

Gekruisigde Christus

Het Missaal bevat niet alleen tekst, maar ook één afbeelding: een bladvullende miniatuur van de gekruisigde Christus, geplaatst in het midden van het boek bij de (oorspronkelijke) Canon. Zo’n afbeelding op die plek is terug te vinden in haast alle missalen met illustraties. Het verbeeldt de kern van het christelijke geloof: de kruisdood van Christus, die zorgt voor verlossing van de zonden. De illustratie weerspiegelt de tekst op de tegenoverliggende pagina, het deel van de mis waarin de transsubstantiatie ervoor zorgt dat het brood en de wijn volgens christenen veranderen in het ware lichaam en bloed van Christus. De miniatuur past in de iconografische traditie van de twaalfde eeuw: het is niet het lijden van Christus dat de nadruk krijgt, maar wel zijn triomf over de dood. De stijl sluit aan bij miniaturen uit het Maasland. Verder onderzoek is nodig om uit te maken of de miniatuur, samen met het boek, in Antwerpen geschilderd werd, of apart gemaakt en toegevoegd aan het handschrift. Duidelijk is in elk geval het meesterschap van de miniaturist: met zwierige lijnen voegt hij reliëf toe aan de kledij van Maria en Johannes en aan het naakte lichaam van Christus. Hij gebruikt de kleur van het onbeschilderde perkament voor de getaande huid van Christus. Het bloed dat uit de wonden stroomt is subtiel zichtbaar. Op de achtergrond zijn de zon, de maan en prachtig fonkelende sterren zichtbaar (Matteüs 27:45: “Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield.”).

Het midden van de tekening, rond de knieën van Christus, vertoont een wazige vlek. De blauwe achtergrond van de hemel is afgesleten. Dit is ongetwijfeld het gevolg van het ritueel kussen van het Missaal tijdens de mis. De priester toonde daarmee zijn respect voor Christus. Eens te meer een bewijs dat het boek niet onaangeroerd bewaard werd, maar een dagelijks gebruiksvoorwerp was.

Twee handen manipuleren het opengeslagen manuscript van het Missaal van Berchem (c) Collectie stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, bewaargeving Kerkfabriek Sint-Willibrordus (Berchem), 898642, foto: Dirk Vertommen

Antwerpse variant op de liturgie

Er is meer zekerheid over de liturgie, de specifieke manier waarop de verschillende onderdelen van de mis zich tot elkaar verhielden en hoe ze varieerden tijdens het kerkelijke jaar. In 1570 legde de paus de Romeinse liturgie op aan de hele kerk, tenzij men kon aantonen dat de liturgie die een bepaald bisdom of een bepaalde kloosterorde gebruikte, al meer dan drie eeuwen oud was. Van 1571 tot 1969 gold het Romeinse missaal daardoor als dé eenheidsmis voor de Katholieke Kerk. Maar voordien kon elk bisdom zijn eigen variant gebruiken. Na verloop van tijd convergeerden al die varianten tot een aantal toonaangevende liturgieën: zo namen de meeste Engelse bisdommen de liturgie van Salisbury over, en gold de liturgie van Maastricht in de meeste omliggende bisdommen. Antwerpen, dat in die periode nog geen bisschopszetel had, was afhankelijk van het bisdom Kamerijk (Cambrai, in Noord-Frankrijk), en moest officieel dan ook de liturgie van Kamerijk volgen. In de praktijk blijkt dat de Antwerpse priesters zich veel meer lieten inspireren door de liturgie van Luik. Hoe die Antwerpse variant precies in elkaar zat, kunnen we voor een deel afleiden uit het Missaal van Berchem.

Om dat verhaal te kunnen doen, moeten we nog een stapje verder terug in de tijd, naar de periode voor 1140. We weten jammer genoeg niet zo veel over de geschiedenis van Antwerpen in de Merovingische periode, de zevende en de achtste eeuw. Het meest waarschijnlijke scenario is dat Antwerpen rond 652 bezoek kreeg van een missionaris uit Noord-Frankrijk, Amandus. Die stichtte er een kerkje. Twee generaties later, in 726, schonken een zekere Rohingus en zijn vrouw Bebelina dit kerkje aan een andere missionaris, Willibrordus. Het blijft echter een groot vraagteken om welk kerkje het hier gaat. In die periode waren er twee kerken in Antwerpen: de burchtkerk, nabij waar nu het Steen staat en die bedoeld was voor de mensen die binnen de burchtwal woonden, en een kerkje iets meer naar het zuiden, in de buurt van de huidige Kloosterstraat. Het burchtkerkje zou later de Sint-Walburgiskerk worden, het andere kerkje de Sint-Michielsabdij. De oorspronkelijke patroonheiligen van deze kerken zijn onbekend. Beide gebouwen zijn in het begin van de negentiende eeuw verdwenen. En de Onze-Lieve-Vrouwekerk dan? Die was nog maar een eenvoudig kapelletje in de velden buiten de nederzetting.

Detailzicht op folio met liedtekst uit het manuscript van het Missaal van Berchem foto Dirk Vertommen

Norbertijnen in Antwerpen

We spoelen nu een paar eeuwen vooruit, naar het jaar 1124. De nederzetting rondom de omwalde burcht is al flink gegroeid, en wordt beschermd door een aantal kanalen, ‘roya’ of ‘ruien’ genoemd: van de huidige Suikerrui via de Kaasrui naar de Wijngaardbrug, en dan na een scherpe bocht naar de Minderbroedersrui om aan de Koolvliet terug uit te monden in de Schelde. Het Onze-Lieve-Vrouwekapelletje ligt nog steeds in de velden buiten deze grachtengordel. De oppervlakte van dit driehoekige perceel is zo’n twintig hectare. Hoeveel inwoners er toen waren weten we niet.

Het is een periode van grote politieke en kerkelijke onrust. De investituurstrijd is aan de gang: de paus en de Rooms-Duitse keizer ruziën over wie van hen het recht heeft om bisschoppen aan te stellen. Omdat ook de wereldlijke macht gebruik maakt van de kerkelijke administratie en infrastructuur, meent de keizer dat hij mag beslissen wie daarvoor verantwoordelijk is. Maar de beste bestuurders zijn niet altijd de meest devote geestelijken – vaak zijn die door de keizer aangestelde bisschoppen niet eens tot priester gewijd. Ook deugden als soberheid en kuisheid stonden niet bovenaan op hun curriculum vitae. Deze losse omgang met de geestelijke waarden straalde ook af op de lagere clerus, en op de gewone gelovigen. Bisschoppen en priesters verloren zo veel moreel gezag. Priesters die wel een oprechte roeping hadden, kwamen in verzet. Dat gebeurde op heel verschillende manieren. Zo was er Norbert van Gennep, die aanvankelijk meedraaide in de door de keizer aangestuurde kerkelijke administratie. Volgens de legende kwam hij tot inkeer en begon te prediken, nadat hij ternauwernood een blikseminslag had overleefd. Uit afkeer van de wantoestanden in de Kerk stichtte hij in 1120 in het Franse dorpje Prémontré een nieuwe abdij. Vanuit die abdij begon hij, met steun van de paus, andere abdijen en kerkelijke gemeenschappen te ‘hervormen’ zodat ze opnieuw aansloten bij de oorspronkelijke boodschap van de Kerk. Zijn volgelingen, die de Regel van Augustinus volgen, worden premonstratenzers of norbertijnen genoemd.

Een andere hervormer, die door de geschiedschrijving minder positief beoordeeld werd, was de Vlaamse prediker Tanchelm. Ook hij kwam in opstand tegen geestelijken die het in zijn ogen al te bont maakten. Zijn ideeën kunnen we alleen afleiden uit de geschriften van zijn tegenstanders, maar vermoedelijk waren er twee kerngedachten. Ten eerste vond hij het niet kunnen dat parochianen tienden betaalden (een kerkelijke belasting van 10%) aan priesters die hun plichten niet nakwamen. Daarom riep hij op om geen tienden meer te betalen – altijd een populair idee. Een tweede idee was dat priesters die het priesterambt niet waardig waren, de mis ook niet op een geldige manier konden lezen en geen geldige sacramenten konden toedienen.

Ook de hosties die ze tijdens de mis consacreerden, veranderden niet werkelijk in het lichaam van Christus. Hoe logisch het ook klinkt, dit gaf zijn tegenstanders de nodige munitie: Tanchelm werd ervan beschuldigd de ware aanwezigheid van Christus in de gewijde hostie te ontkennen. Daardoor werden hij en zijn volgelingen officieel als ketters bestempeld. In de latere geschiedschrijving zou Tanchelm soms worden afgebeeld als een duivel met hoorns of een staart, en als een op geld en seks beluste sekteleider. In de Antwerpse geschiedschrijving staat hij bekend als de aartsketter.

Of Tanchelm ook in Antwerpen gepreekt heeft, staat niet vast. We weten alleen dat zijn aanwezigheid hier als voorwendsel gebruikt werd om Norbert in 1124 naar Antwerpen te sturen en orde op zaken te stellen. In die periode was het Sint-Michielskerkje aan de Kloosterstraat uitgegroeid tot de parochiekerk van Antwerpen, bediend door twaalf kanunniken. Die waren niet allemaal tot priester gewijd, en hielden zich zeker niet allemaal aan de normen die de kerk hoopte uit te stralen. Norbert probeerde hen op het juiste pad te krijgen door zijn eigen nieuwe kloosterregel in te voeren, de regel van Prémontré. Uiteindelijk werd een compromis bereikt: een aantal kanunniken bleef ter plaatse en trad in bij de orde van de premonstratenzers. De Sint-Michielskerk werd zo een Sint-Michielsabdij. De kanunniken die zich hier niet bij wilden neerleggen, verhuisden naar het Onze-Lieve-Vrouwekapelletje buiten de stadsmuren, dat daarmee een kapittelkerk werd. Dat was allemaal exact 900 jaar geleden.

In de nieuwe Sint-Michielsabdij bleef men de liturgie deels uitvoeren volgens het oude, plaatselijke gebruik, maar vermengd met vernieuwingen die Norbertus meebracht. De premonstratenzer liturgie was nog in volle ontwikkeling. Waarschijnlijk is het Missaal van Berchem het resultaat van die ontwikkeling: we zien enerzijds gebeden, gezangen en gewoontes die typisch zijn voor de orde van Prémontré, en anderzijds stukjes liturgie die sterk afwijken van de Romeinse en andere gewoonten, maar die wel terugkomen in de liturgie zoals die bekend is uit latere bronnen van de Antwerpse kathedraal. Verder onderzoek in het Missaal van Berchem kan nieuwe inzichten opleveren over de typisch Antwerpse manier om de mis te lezen.

Het Missaal van Berchem kent nog veel geheimen. Wie was de initiatiefnemer, hoe is het precies tot stand gekomen, wie heeft de miniatuur geschilderd? Waarom, en wanneer precies, is het naar Berchem overgebracht? Hoe evolueerde de liturgie in Antwerpen en in Berchem tussen 1140 en 1500? Dankzij de overdracht van het Missaal van Berchem aan de Erfgoedbibliotheek, de restauratie door dr. Lieve Watteeuw en de professionele digitalisering door de KU Leuven, kunnen onderzoekers nu beginnen met het oplossen van die vragen.

Gedigitaliseerde versie

Bekijk het Missaal van Berchem integraal online. Blader door de 205 gedigitaliseerde folio's of bladen van dit eeuwenoude manuscript. Je kan inzoomen op de kleinste details. Veel kijkplezier!

Meld je aan voor de nieuwsbrief