Overslaan en naar de inhoud gaan
Ostaijen, Paul van, Jespers, Oscar, Handschrift Bezette stad, Collectie Vlaamse Gemeenschap, foto : Bart Huysmans en Michel Wuyts

‘Zonder bijbelse schoonheid’: het handschrift van Bezette stad

Linde De Potter - conservator moderne drukken

Wat niemand nog voor mogelijk hield, gebeurde op 22 februari 2021 toch: het handschrift van Bezette stad, de legendarische dichtbundel van Paul van Ostaijen, werd door minister van cultuur Jan Jambon aan het grote publiek voorgesteld in de Nottebohmzaal. Daarmee kwam de saga rond de ‘Heilige Graal van de Vlaamse letterkunde’ (dixit Van Ostaijen-kenner Geert Buelens) tot een gedroomde ontknoping. Het manuscript was immers al decennia zoek. Maar nu, honderd jaar na de publicatie van Bezette stad, is het handschrift terug thuis.

28.06.2021

‘De vreemde woorden dansen op de plakborden’

Bezette stad ademt Antwerpen – ‘Die geboren in een havenstad willen slechts sterven aldaar’, dicht Van Ostaijen. De dichtbundel documenteert op een indrukwekkende en baanbrekende manier de bezetting van de havenstad, in een voorheen ongezien samenspel van poëzie, de ‘ritmiese typografie’ en illustraties.

Dat levert een gefragmenteerde, rauwe, maar ook diverse en dynamische taalcollage op, met flarden tekst uit bekende internationale films en liedjes, en allerhande citaten, die nog steeds erg modern aanvoelt. De vormgeving maakt dat het boek zich laat lezen als een partituur. Als geen ander brengt Van Ostaijen in Bezette stad zijn kapotte wereld, de ontgoocheling en de grauwheid van de jaren na de wereldbrand tot leven. Volgens Van Ostaijen-biograaf Matthijs de Ridder is Bezette stad het absolute referentiepunt voor de moderne poëzie – een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur én het internationale modernisme.

De ‘fabriek’ van Bezette stad

Het handschrift (1920-21) bevat de definitieve tekstversie waarop de eerste druk van Bezette stad is gebaseerd. Vroegere kladversies zijn wellicht verloren gegaan, al bestaan er nog sporen van. Zo heeft de dichter enkele bladzijden van een vroegere typoscriptversie in het laatste manuscript gerecycleerd. Ook op andere plekken zie je dat Van Ostaijen spaarzaam moest omspringen met het dure papier: in het tijdperk voor tipp-ex krabde hij kleine fouten weg; elders kleefde hij met postzegels (geen lijm voorhanden, wellicht) een fragmentje in typoscript tussen zijn handgeschreven tekst. Al die passages geven een geprivilegieerde inkijk in de totstandkoming, de ‘fabriek’, van de dichtbundel.

 

Elders toont het manuscript inhoudelijke en persoonlijke keuzes. Veel ‘dichter bij de dichter’ kan je niet komen. Zo droeg Van Ostaijen het openingsgedicht aanvankelijk op aan zijn vriend Peter Baeyens. Later, toen de vriendschap bekoelde, werd dat het veel universelere ‘Opdracht aan mijnheer Zoënzo’. Het laatste deel ‘De Aftocht’ richtte de dichter dan weer aan zijn broer Stan, die als financier van het hele project optrad, maar Stan vond dat dat de bundel niet ten goede kwam en ook die opdracht verviel.

 

De voorbije jaren hadden onderzoekers weliswaar al een notie van het manuscript. Sedert de jaren zeventig is er namelijk een kopie beschikbaar in het Letterenhuis. De kwaliteit van die kopie in zwartwit is echter – zoals vaak bij ouderwetse kopieën – gering. Bovendien is het manuscript véél meer dan enkel een bron voor literatuurvorsers. René Franken van Antiquariaat Demian, die bemiddelde tussen de anonieme verkoper en de Vlaamse Overheid, noemt het manuscript terecht hors catégorie: het is in zichzelf een opzienbarend visueel kunstwerk. De vreugde was dan ook groot toen bleek dat het manuscript in bijzonder goede staat verkeerde. De dadaïstische slotbladzijde van de eerste afdeling, bijvoorbeeld, is ronduit verbluffend. Die pagina in zwarte en rode inkt is de enige die identiek is in het handschrift en de eerste druk, want Jespers nam ze in facsimile over. Na een eeuw spatten de grillige handgeschreven rode letters nog steeds van Van Ostaijens blad.

 

‘Bij ontstentenis van de dichter’

Bij zijn afwezigheid, zo noteerde Van Ostaijen in het colofon, 'werd de korrektuur / voornamelik de overeenkomst van het typografiese met het manuskript en de aanduidingen / bezorgd door Oskar Jespers en René Victor'. Dat de dichter de drukproeven zelf niet heeft kunnen controleren, hangt samen met zijn ballingschap in Duitsland en Jespers’ streven om de bundel zo snel mogelijk uit te geven.

 

Het manuscript laat niettemin zien dat Van Ostaijen de regie van de vormgeving toch sterk in handen heeft gehad. Het beroemdste moment uit de bundel, ‘Boem paukeslag’, is erg herkenbaar: het handschrift is al net zo expressief als Jespers’ gedrukte versie (1921). Dat geldt ook voor het bekende fragment ‘Grote Zirkus van de H. Geest’, door de dichter eveneens in rood en zwart gecomponeerd en door Jespers getrouw is gezet. Magnifiek ook is de typografie van het gedicht ‘Dodezondag’. Van Ostaijen bedacht een ingenieuze vorm voor ‘trems’ die als ‘koorddansers’ op ‘mijn gespannen nerven’ dansen.

 

 

Toch kan Jespers’ inbreng in de verwezenlijking van Bezette stad nauwelijks overschat worden. Aan het zetwerk ging noodzakelijkerwijs veel interpretatie vooraf. Als vormgever moest hij feilloos aanvoelen wat Van Ostaijen voor ogen had, maar ook de nodige lettertypes bij elkaar zoeken of desgewenst uitsnijden uit palmhout, de beeldbepalende houtsneden en illustraties vervaardigen.

Daarnaast maakte Jespers veel afwijkende keuzes, zoals cursieven voor drukletters en het schrappen van de paginanummers. Opvallend is de beroemde Zeppelin-passage. De zogenaamd ‘fysioplastische’ uitwerking (de sigaarvorm van het woord ‘ZEPPELIN’) ontbreekt in het manuscript. Wat wel overeenkomt, is de gespiegelde ‘N’. Hoewel Van Ostaijen niet hield van dat soort vormgedichten in de stijl van Apollinaire, is Jespers’ interpretatie vandaag iconisch.

 

 

‘Onmisbaar gelijk een kookboek’

Deze ‘stapel papier’ bevat tot slot nog een verrassend kleinood: een bijlage die geen deel uitmaakte van de kopie in het Letterenhuis. De dichter ontwierp een soort intekenkaart, gericht aan uitgeverij Het Sienjaal of aan een in te vullen boekhandel, om Bezette stad te bestellen. Het bevat de ironische typering die later op de oranje wikkel rond de boekuitgave zou prijken:

 

[…] Een boek zonder bijbelse schoonheid / een boek voor royalisten en republikeinen / voor doktors en analfabeten / een boek met een register van al de beroemde liedjes der tien laatste jaren / Kortom: onmisbaar gelijk een kookboek / “Wat ieder meisje weten moet” /

Bezette stad is dat alles, en meer. En het is van ons allemaal! Hoog tijd dus om het zelf te bewonderen!

Meld je aan voor de nieuwsbrief