Overslaan en naar de inhoud gaan
Ernst Sarnold, Katholieke Filmliga

Blijven sneeuwballen

Slapstick in tijden van corona

Net op het moment dat Benjamin Antonissen goed en wel aan zijn bachelorscriptie over de receptie van slapstick in het interbellum begonnen was, legde de coronacrisis alle bibliotheken lam. Tweede zit is nu onafwendbaar, maar de Erfgoedbibliotheek zorgde er wel voor dat deze student filmwetenschappen (UA) niet met zijn vingers hoefde te zitten draaien.

11.06.2020

Door Thomas Martin
Educatief medewerker

Leestijd: 8 minuten | Op veilige afstand van elkaar nemen we plaats. Een beetje schuchter zetten we onze mondmaskers af, dat praat per slot van rekening gemakkelijker. Benjamin Antonissen (21) neemt even pauze in onze geïmproviseerde refter om te vertellen over het onderzoek dat hij verricht in onze leeszaal: “Mijn bachelorscriptie gaat over de receptie van slapstick door de Belgische en Nederlandse avant-garde in het interbellum. Ik ben op zoek naar alles wat er ooit over slapstick geschreven is in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften, en ook in enkele Brusselse en Luikse. Verder kijk ik naar alles wat ik in het algemeen kan vinden over komieken en de komische film – al dat bronnenmateriaal gebruik ik voor mijn literatuuronderzoek.”

  • Beperk je je enkel tot de avant-gardetijdschriften?

Dat was eerst de bedoeling. Ik wilde focussen op tijdschriften die het over de nieuwe kunststromingen hadden: kubisme, constructivisme, dada, enz. Ik ben begonnen met een korte lijst van een tiental tijdschriften, maar als je die dan doorneemt, kom je rubrieken tegen waarin andere tijdschriften en artikels besproken worden, en dan neem je die tijdschriften ook weer door… Zo kan je blijven sneeuwballen. Ik heb nu al een stuk of veertig, vijftig tijdschriften helemaal doorzocht. Daar zitten ook ‘gewone’ weekbladen tussen zoals De Groene Amsterdammer. De avant-garde tijdschriften beperken zich vooral tot kunst- en architectuurtijdschriften zoals De stijl, maar ook literatuurtijdschriften zoals Forum, het tijdschrift van de Filmliga,... Daarnaast zijn er ook enkele auteurs die zowel in de avant-gardetijdschriften, als ook in dag- en weekbladen en literatuurtijdschriften vaak terugkomen in verband met dit onderwerp: Menno ter Braak, Theo van Doesburg en Constant van Wessem. Aan Franstalige kant kwam ik avant-gardisten tegen zoals Léon Chenoy, Charles Dekeukeleire (Belgisch filmpionier!), Paul Werrie en Denis Marion.

 

Twee artikels uit het Nederlandse tijdschrift Cinema en theater (1921-24)

  • Is het bij gebrek aan relevante bijdragen over slapstick in avant-gardetijdschriften dat je breder bent beginnen kijken?

Ja, eerst wel, maar nu is het ook gewoon voor de volledigheid, want ik zou het jammer vinden als ik niet het totale beeld zou schetsen. Omdat ik het zo breed aanpak, heeft mijn promotor het idee geopperd om een inventaris aan te leggen; een soort archiefsysteem waarin ik per tijdschrift een informatiefiche aanleg.

  • Hoeveel van die tijdschriften heb je hier in de Erfgoedbibliotheek gevonden?

Het grootste deel van mijn onderzoekswerk situeert zich hier. Ik ben begonnen in de UA-bib met een stuk of tien titels, maar hier heb ik zeker meer dan twintig titels volledig doorgenomen; drie volle weken aan één stuk! 

  • Hoe ben je eigenlijk bij slapstick beland?

Het was een van de thema’s die mijn promotor voorstelde. Mij leek het interessant, juist omdat slapstick een genre is dat zo lang ondergewaardeerd bleef in de filmkritieken en -opleidingen. Slapstick ligt nochtans aan de basis van een hele rist filmtechnieken en -thema’s. Ik wilde meer weten. Natuurlijk hebben Franse en Russische essayisten en theoretici hier veel over geschreven, maar van Belgische auteurs kwam er in het interbellum – zeker in den beginne – maar weinig reactie.

Slapstick bood een troostend en verzachtend effect voor de harde toestanden in de jaren 1920 tot 1940.

  • Hoe kwam dat?

Ik denk dat in België de avant-garde nog niet zo ver stond als in Duitsland of Frankrijk; ze waren nog niet klaar voor een kunstvorm die niet ‘verheven’ was.

  • Slapstick heeft zijn oorsprong in variété en circus; kijk je alleen naar de receptie van slapstick op film, of ook op de bühne? 

Variété en vaudeville kwamen weinig aan bod, omdat ook die kunstvormen als 'minderwaardig' werden bestempeld. Slapstick op film heeft daar gelukkig verandering in gebracht, zeker met Charlie Chaplin, die algauw gezien werd als een volwaardig cineast; zijn films waren heel gestileerd. Maar ook op film kreeg slapstick niet de aandacht die het verdiende.

  • Je hebt het over Chaplin, maar er waren er nog anderen: Buster Keaton,…

Harold Lloyd, Billy Bevan,…

  • Ben je ook namen tegengekomen waarvan je nog nooit had gehoord?

Die waren er zeker. Ik had bijvoorbeeld nog nooit gehoord van Lupino Lane. Maar het zijn toch ook heel vaak namen van acteurs die begonnen zijn met het imiteren van Charlie Chaplin, Harold Lloyd of Laurel & Hardy. Die imitaties – vaak in korte sketches of een- à tweeakters – kenden wel succes in de jaren ’20, maar juist omdat ze niet origineel waren, werden ze ook weer snel vergeten.

  • Hoe zat het eigenlijk met de productie van slapstick in België en Europa in die jaren?

Ik heb weet van een Deens duo, dat hier bij ons bekend stond als Watt en Halfwatt. Veel werd daar echter niet over geschreven. Alle tijdschriften die ik tot nu toe doorzocht, zien slapstick bijna uitsluitend als een Noord-Amerikaans gegeven. De uitbundige, lichamelijke schaterlach-humor zag men als iets wat typisch was voor de Amerikaanse cultuur. In België en Nederland ging het er toch allemaal wat gereserveerder aan toe. 

  • Maar ook hier smulde het grote publiek wel van slapstick?

Slapstick was super populair bij ons, maar in de tijdschriften bleef het vaak bij oppervlakkige beschouwingen. Een enkele auteur durfde wel eens verder en concreter te gaan, maar de meesten hielden het bij “topacteur” en “topprestatie”. 

Artikel uit het Antwerpse tijdschrift Cinema- en tooneelwereld (1923-26)

  • Zaten er tussen die concretere kritieken zaken die je frappeerden?

Misschien wel dat in het werk van de komiek Chaplin de tristesse primeert: in eerste instantie is het om te lachen, maar achter de kolder zit vaak een veel droevigere waarheid. 

En ook dit: doordat slapstick zo lichamelijk, zo visceraal is, bleek het uitermate geschikt te zijn voor het filmmedium; het heeft geen begeleidende tekst en uitleg nodig zoals een kostuumdrama; het is één van de meest zuivere filmvormen. Ik denk dat daarin het belang van slapstick ligt.

  • Kan je stellen dat slapstick van maatschappelijk belang geweest is?

Dat denk ik wel. Zeker als het gaat over de films van Chaplin. Het is niet verwonderlijk dat vooral zijn films werden besproken: ze staken er vaak met hoofd en schouders bovenuit. Zijn humor heeft een verbindende, humanitaire werking. Hij is herkenbaar, en richt zich voornamelijk tot de lagere klassen, die het grootste deel van de bevolking uitmaken. Slapstick bood een troostend en verzachtend effect voor de harde toestanden in de jaren 1920 tot 1940.

  • Kom je eigenlijk boeken over dit thema tegen uit die periode?

Niet zo veel als tijdschriften, maar er zijn wel een paar non-fictiewerken. Daarnaast ga ik op zoek naar proza en poëzie over slapstick en komieken in het algemeen. Op dit moment heb ik een kleine tien gedichten kunnen opsporen die over Chaplin of Keaton gaan, geschreven door een vijftal verschillende auteurs, waaronder Constant van Wessem, Menno ter Braak en  Jan Eekhout, die gedichten schreef over The Gold Rush en City Lights: 

 

Enkel je kleine blinde handen vinden

den wonderbaren droom weêr dien ik ben.

Maar je oogen werden naakt en helder en

zoeken vergeefs den prinselijken beminde.

 

Nu zijn je oogen aan den nacht verpand

en als al andere oogen moet ‘k hen vreezen.

Hoe zouden zij nog naar het licht genezen

dat diep verborgen in de dingen brandt –

 

Want ziende oogen zijn veel sterker dan

de dwaas ontroerde handen, wier begroeten

Gods eigen lieven groet besloten houdt –

 

Hoe zou jij weten wat ik weten kan:

dat steeds de rijkste droomen stil en koud

te zwerven gaan op groote scheeve voeten –

 

Een interessant boek is Charlie Chaplin door Ernst Sarnold, pseudoniem van Ernst Schäfer, een Weens journalist. In dit werk wordt een ontmoeting met Chaplin beschreven; een fictief verhaal dat diende als kader om de overtuigingen van de auteur over de komische film aan op te hangen.

 

  • Heb je al een idee waar je heen wil met al dat m​ateriaal dat je ondertussen gevonden hebt?

Tja, het is moeilijk geweest door de corona-crisis. Ik ben pas laat kunnen beginnen met mijn bronnenonderzoek en ik zal mijn scriptie pas in tweede zit kunnen indienen. Ik heb nog maar weinig kunnen schrijven. Ik ga het zeker hebben over de onderwaardering van slapstick, en over de maatschappelijke invloed van dit fenomeen. Meer kan ik nu jammer genoeg nog niet zeggen… Het thema boeit me wel, en ik sluit een doctoraat hierover niet uit, maar het hangt ook af van de hoeveelheid materiaal die na mijn scriptie nog te ontsluiten valt. Ik denk dat ik haast alles gevonden heb van wat er beschikbaar is op het vlak van Belgische en Nederlandse tijdschriften.

  • Was je op de hoogte van onze digitale dienstverlening die we hebben opgestart na de sluiting van de leeszaal op 12 maart?

Ik had de meeste universiteits- en stadsbibliotheken in België en Nederland gecontacteerd, om te vragen of ze scans konden maken en of ze misschien digitaal materiaal hadden klaarstaan, maar daar is weinig reactie op gekomen. Bij jullie slaagde ik er wel in contact te leggen met de leeszaal, en ik heb toen ook een heleboel materiaal ontvangen. Het boek van Ernst Sarnold, bijvoorbeeld, werd helemaal gescand voor mij, samen met een paar bruikbare artikels en kleinere tijdschriften. Ik werd daarna ook gecontacteerd door jullie voordat de bibliotheek terug openging. Vanaf dan ben ik naar de leeszaal gekomen en nu ben ik hier al weken kind aan huis.

  • Wat denk je van onze corona-werking?

Ik ben heel blij dat de Erfgoedbibliotheek open is, en dat je ruimte krijgt om te studeren. Je gaat me voor de rest van de blokperiode blijven terugzien in de leeszaal: het is er lekker rustig en het is bovendien erg praktisch voor mij dat bijna al mijn bronnen hier verzameld zijn. En dat rondlopen met mondmaskers: ja het is vervelend, maar veel is er niet aan te doen zeker? Soms heeft heel deze absurde situatie toch wel iets weg van een slapstickfilm.

Filmtip

Na ons gesprek komt Benjamin nog aanzetten met een erg fijne tip: “Er vallen heel wat silent comedies online te bekijken: dit zijn twee pagina's met links naar respectievelijk een twintigtal films van Buster Keaton en een dikke vijftig films van Charlie Chaplin. Hun klassiekers staan er ook bij!” Dat kan nog goed van pas komen tijdens een nieuwe corona-golf...

Ga naar

Meld je aan voor de nieuwsbrief