Braak was samen met Blurb het vroegste en belangrijkste tijdschrift van de zogenaamde “vijftigers”. Het komt in elke studie en in elk overzichtswerk waarin deze literaire beweging wordt behandeld ter sprake. Het in eigen beheer uitgegeven Braak stond aanvankelijk onder redactie van Remco Campert en Rudy Kousbroek, vanaf het derde nummer werd de redactie uitgebreid met Lucebert en Bert Schierbeek. In Braak is daarnaast ook werk terug te vinden van o.a. Hans Andreus, Hugo Claus, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar, J.B.W. Polak en Simon Vinkenoog. Braak zette zich af tegen poëzie die al te zeer was beïnvloed door Menno ter Braak, en men verwierp het rationalisme van Forum. Men beriep zich daarentegen op de Vlaamse literaire traditie. Zo vereerde men de middeleeuwse mystica Hadewijch.
Cobra-stijl
Het is een kleurrijk en fragiel tijdschrift, in ware Cobra-stijl. Losse nummers duiken al zelden op, laat staan een volledige set. Deze collectie bevat alle zeven nummers en bovendien drie extra nummers met omslagvarianten. Het geheel is gevat in een rode linnen overslagdoos. Tot dusver had de Erfgoedbibliotheek enkel nummer 6 in bezit.
Karel Appel in "Braak"
Het eerste ooit vervalst kunstwerk van Karel Appel stond overigens ook in Braak. Redacteur Rudy Kousbroek vertelt hierover kleurrijk: “Dat was ook de reden dat we op een dag Karel Appel benaderden voor een omslag. – Kom maar eens naar m’n atelier, zei hij, dan zullen we er over praten. [...] We kregen thee in een mok en hingen om beurten een onsamenhangend verhaal op over de oogmerken van ons tijdschrift. Appel vond het allemaal allang mooi, zo leek het, en hij haalde een stapel gouaches tevoorschijn waaruit we er een mochten kiezen. […] Intussen stonden we voor een moeilijk dilemma. De drukker van het omslag had ons een prijs genoemd voor een lijncliché, maar de gouaches die Appel ons liet zien waren niet af te drukken zonder halftonen. Ik durfde hem dat niet te zeggen. Tenslotte kozen we een voorstelling met veel contrast, zwart op lichtgrijs, waarvan ik dacht dat er met enige moeite wel een lijncliché van kon worden gemaakt. Maar toen we met die gouache bij de drukker kwamen bleek dat een misrekening te zijn. De technische redenen zijn mij ook nu nog niet duidelijk: zelfs van gewone foto’s kunnen lijnclichés worden gemaakt als het moet […]. Maar zoveel is zeker, onze drukker kon het niet. Wat nu? We voelden ons als Herakles, die net ontdekt heeft dat hij de verkeerde Appel uit de tuin der Hesperiden heeft gehaald. Teruggaan voor een nieuwe, dat lokte ons geen van beiden aan. Tenslotte besloot ik tot een gewaagd plan, of in elk geval een plan dat mij toen heel gewaagd leek. Niemand behalve Remco heeft het ooit geweten, maar de omslag van Braak No 3 werd gemaakt naar een valse Appel. Het was een door mijzelf met Oostindische inkt vervaardigde copie. Het was een tamelijk ingewikkelde voorstelling en het lukte niet in één keer, ook de handtekening gaf moeite en ik heb de hele tekening nog een keer overgemaakt uit vrees door de drukker als een vervalser te worden ontmaskerd. De gelijkenis was niet volkomen: als je de copie naast het origineel hield was er wel enig verschil te zien, maar dat heeft niemand blijkbaar ooit gedaan. Ook Karel zelf heeft het verschil nooit opgemerkt. Het is het mooiste nummer van het tijdschrift Braak geworden.”