Tijdens de negentiende eeuw haalden vele Vlaamse letterkundigen de geschiedenis van de Nederlandse Opstand vanonder het stof. Tussen 1568 en 1589 waren een aantal Nederlandse gewesten in opstand gekomen tegen hun Spaanse landsheer Filips II. Tegelijk met dit politieke conflict werd een godsdienstige strijd gevoerd tussen protestanten en rooms-katholieken. Na de Belgische Onafhankelijkheid van 1830 werd deze episode uit de ‘vaderlandse’ geschiedenis als vrijheidsstrijd geëerd.
Ter ere van de 300ste verjaardag van de Opstand schreef de stad Antwerpen in 1875 een prijsvraag uit. Het radicaal-liberale stadsbestuur hoopte op een overvloedige inzending van historische toneelstukken. Niet alleen de geschiedenis van de Opstand kwam in de stukken aan bod, maar ook de toenmalige politieke actualiteit. De confessionele spanningen tussen Katholieke en Liberale Partij werden immers geprojecteerd op de zestiende-eeuwse strijd tussen ‘Geuzen’ en ‘Papen’.
Joseph Domus schreef voor de Antwerpse prijsvraag het stuk De Ketter, met een script van 80 bladzijden. Zijn inzending werd echter geweigerd en nooit opgevoerd. Het Antwerpse stadsbestuur stoorde zich aan de gematigde, liberaal-katholieke ondertoon van het stuk. Domus promootte, tegen de tijdsgeest in, samenwerking over de partijgrenzen heen. Prijzenwinnaar De Spaansche furie, of: Antwerpen in 1576. Historisch drama in vijf bedrijven en zes tafereelen (Edward Van Bergen, 1876) was daarentegen doorspekt met radicaal-liberale boodschappen. Een van de zeldzame uitgaven van De Ketter, maar ook De Spaansche furie, is raadpleegbaar in de leeszaal van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
Domus’ tekst werd slechts in beperkte oplage uitgegeven voor leden en sympathisanten van de Brusselse, liberaal-flamingantische studentenvereniging Schild en Vriend. Het stuk vertelt niet alleen een (fictief) geschiedkundig verhaal, maar biedt ook een unieke kijk in de negentiende-eeuwse politieke realiteit van de stad en het historisch bewustzijn van haar inwoners.