Het idee van vooruitgang op materieel gebied ontstond in Europa rond 1650. Voordien ging men veeleer uit van een gouden tijdperk aan het begin van de geschiedenis waarna de zondeval volgde (christendom) of men beschouwde de geschiedenis als een oneindige cyclus van schepping en vernietiging (hindoeïsme en boeddhisme). Het vooruitgangsgeloof staat in nauw verband met de idee dat de technologische vooruitgang onze welvaart verhoogt. De technologie helpt niet alleen de mens als individu maar ook de maatschappij als geheel. Sneller transport en nieuwe communicatiemiddelen hebben onze wereld kleiner gemaakt.
Getuigen van vooruitgang
Schoolboeken uit de negentiende en twintigste eeuw tonen dat de vooruitgangsgedachte ook het onderwijs in zijn greep hield. Patriottische liedjes lieten kinderen de Belgische linnenindustrie bezingen. Een atlas die gebruikt werd in de aardrijkskundeles toont op het voorplat de nieuwe vervoersmiddelen die ons rond de wereld brengen.
Mooie industriële uitgeversbanden getuigen van de nieuwe verworvenheden: telefoon, televisie, vervoer, fotografie… Zowel jeugdboeken, romans als wetenschappelijke boeken geven blijk van hetzelfde optimisme.