Onvrede en protest
Uit onvrede met het tekort aan inspraak in de museumsector kwamen een vijftiental kunstenaars en studenten uit de omgeving van de Koninklijke Academie en het Hoger Instituut voor Schone Kunsten samen op 30 mei 1968 om een pamflet over het kunstbeleid in Antwerpen te schrijven. Met dit ‘Manifest in zeven punten voor progressief en democratisch kunstenbeleid’ trok men naar de conservator van het Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, toen Walther Van Beselaere. De positieve uitkomst was dat er elke zaterdagnamiddag ‘vrije vergaderingen’ mochten worden gehouden in een zaal in het museum. Die vergaderingen trokken ook nieuwsgierigen en studenten en verliepen chaotisch. Er was geen gemeenschappelijk doel totdat men besloot over te gaan tot de actie CONSCIENCEPLEIN AUTOVRIJ.
Op een zaterdag in juni 1968 bezette men het plein en deelde gestencilde pamfletten uit. De politie beëindigde de bezetting. Daarom volgde de zaterdag nadien een nieuwe actie. Daarbij werd de politie om de tuin geleid en werden ijsblokken gelost op de volle breedte van de toegangsweg naar het plein. Dat gebeurde met de hulp van onder meer Hugo Heyrman en Panamarenko, die er een kubusvormige structuur van stapelden. De blokken smolten door de zomerse temperatuur aan elkaar en vormden zo een ‘natuurlijke’ barricade waardoor verder doorgaand verkeer onmogelijk werd.
Conscienceplein autovrij
Nog dezelfde zomer viel de definitieve beslissing om het Hendrik Conscienceplein autovrij te maken. Dries Jageneau, lid van VAGA maar ook ambtenaar-architect bij de Stad Antwerpen, kreeg de opdracht een ontwerp te maken voor de heraanleg. In grote lijnen werd het VAGA-voorstel aangenomen. Ook de lindeboom die er nu nog staat werd toen geplant. In de loop van 1972 was het eerste autovrije pleintje in het hart van Antwerpen een feit!