Overslaan en naar de inhoud gaan

Membra disjecta

De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience beschikt over een mooie collectie maculatuur, grotendeels afkomstig uit boekbanden die in de bibliotheek bewaard worden. Het beroemdst zijn ongetwijfeld de Madelgijsfragmenten. Er zijn ook fragmenten van twaalfde eeuwse teksten in de karolingische minuskel, een zestiende eeuwste prognosticatie en een bijna uniek fragment van een druk van Willem Vorsterman. Aan de bezoeker om tussen de 1500-tal fragmenten nog andere pareltjes te ontdekken.

Membra Disjecta – wat Latijn is voor verspreide fragmenten – zijn losse stukjes van perkamenten en papieren werken, die door vernieling, rampspoed of bewust hergebruik uit elkaar zijn geraakt. Onder membra disjecta begrijpt men alle fragmenten van boeken en handschriften die niet meer in hun oorspronkelijke vorm bewaard zijn. Onder maculatuur rekent men elk fragment dat opzettelijk uit een druk of handschrift is gesneden om te worden hergebruikt als bind- of verstevigingsmateriaal. Maculatuur werd niet alleen gebruikt voor nieuwe boekbanden, maar ook om naaipatronen te maken of als verstevigingsmateriaal in liturgische gewaden, in kragen van mantels en in mijters.

Het bekendste voorbeeld van membra disjecta zijn de verspreide fragmenten die Adson van Melk opraapte en verzamelde na de vernieling van de bibliotheek in Umberto Eco’s roman De naam van de roos. Voor de Nederlanden is het meest bekende voorbeeld van maculatuur de fragmenten van Karel ende Elegast, die gevonden werden als verstevigingsmateriaal in een kopie van de Legenda Aurea, afkomstig uit een klooster bij Sint-Truiden. In de collectie van de Erfgoedbibliotheek zijn de Madelgijsfragmenten het meest opvallend.

In de vijftiende en zestiende eeuw was het recupereren van oude materialen voor het binden van nieuwe boeken schering en inslag. Middeleeuwse handschriften en vroegmoderne drukken werden afgedankt omdat de teksten verouderd waren of de boeken versleten. De inhoud van de teksten, het taalgebruik of het schrift was voor contemporaine lezers niet meer leesbaar of te begrijpen.

Pas vanaf het midden van de zeventiende eeuw begon men middeleeuwse handschriften meer te waarderen en werd het hergebruik ervan een halt toegeroepen. De voorraad beschikbare middeleeuwse handschriften was danig geslonken. De opkomst van nieuwe technologieën voor het drukken van boeken hielp om de middeleeuwse handschriften en oude drukken te preserveren.

Tijdens de restauratie van oude drukken komt al deze maculatuur, die eeuwenlang  in boekbanden verborgen bleef, aan het licht. Maar daarmee zijn de stukjes perkament en papier nog niet gespaard van vernieling. Tot in de negentiende eeuw werden ze meestal weggegooid. Vanaf de negentiende eeuw haalde men de stukjes maculatuur uit de boekbanden om ze te bewaren. Vandaag is er veel discussie onder conservatoren en restauratoren of men die stukjes best verwijdert uit de boekband of niet. Het argument pro is dat men de stukken beter kan bestuderen als ze uit de boekband zijn genomen. Het argument contra zegt dat deze stukjes maculatuur deel uitmaken van de geschiedenis van het boek waartoe ze nu behoren.

Meld je aan voor de nieuwsbrief