Waarom heb je gekozen voor een koloniale collectie?
‘Het koloniaal verleden heeft me altijd al erg geboeid, maar tegelijkertijd wist ik er niet zo heel veel van af. Ik heb vier jaar lang geschiedenis gestudeerd, maar mijn specialisatie lag bij de middeleeuwen. Toen ik nadien een opleiding erfgoedstudies begon, merkte ik hoe verschillend we vandaag omgaan met koloniale geschiedenis in tegenstelling tot, zeg maar, de middeleeuwen. Dat prikkelde me. Omdat dat koloniaal verleden nog overal te vinden is – in het straatbeeld, in onze musea of in onze manieren van denken –, vroeg ik me af of dat ook het geval zou zijn in een bibliotheek.’
Was dat het geval?
‘Zeker wel! Meer nog dan ik eerst had gedacht. Eigenlijk is het ook niet zo verrassend als je er wat langer bij stilstaat. De Belgische koloniale geschiedenis begint in de jaren 1870 en duurt voort tot aan het begin van de jaren 1960, dat is een bijzonder lange periode. Heel wat boeken van toen verwijzen ook naar Congo, of ze nu expliciet over de kolonie gaan of niet.
De stijgende interesse van het brede publiek is ook heel duidelijk af te lezen uit de boeken in de bibliotheek. In de jaren onder Leopold II (1884-1908) was Congo duidelijk nog een zaak van de elite, van rijke investeerders en expeditieleiders. Nadien wordt het boekenaanbod veel groter, en reizen ook steeds meer ‘gewone’ mensen naar Afrika. Dat zie je bijvoorbeeld aan de toeristische brochures van toen, maar ook in de opkomende koloniale romans die dan geschreven werden. Dat laatste genre is trouwens heel goed vertegenwoordigd in de collectie van de Erfgoedbibliotheek.’
Wat versta je precies onder koloniale romans?
‘Koloniale romans zijn meestal fictieboeken die geschreven zijn over Congo of Ruanda-Urundi, soms ook door kolonialen ter plaatse. De Erfgoedbibliotheek verzamelt al heel lang Vlaamse literatuur in het Nederlands, en daar vallen ook deze boeken onder. Ik vind dat een bijzonder interessant genre omdat het de toenmalige verbeelding over de kolonie zo goed vat.
Dat zijn ook lang niet allemaal positieve verhalen. Een aantal schrijvers hadden kleine en grote bedenkingen over de kolonisatie. Cyriel Buysse schreef bijvoorbeeld al heel vroeg De Zwarte Kost (1898), waarin hij vooral kritiek geeft op de mythe dat de Europeanen Afrika moesten ‘beschaven’. Ook René Poortmans schreef met Moeder ik sterf (1937) en Zon in het Zenith (1939) snoeiharde kritieken over de Belgische koloniale overheid. Maar het overgrote deel van de literatuur van toen is wél positief over de kolonisatie.’
Zijn de meeste boeken in deze verzameling positief over de kolonisatie?
‘Ja, zo goed als allemaal. Dat maakt deze deelcollectie ook ongemakkelijk en soms erg problematisch. In nagenoeg alle boeken komen ongefilterd racisme, de witte beschavingsmythe en het Europees superioriteitsdenken terug. Niet zelden staan er bij de teksten ook erg spottende en choquerende foto’s. Als ik af en toe een fragment las, kwam dat iedere keer hard binnen. Het was soms heel bevreemdend om mezelf in te werken in de hoofden van mensen waarmee ik absoluut geen waarden deel, maar dat hoort nu eenmaal bij erfgoedwerk. Ook was het confronterend om al die verbloemingen te lezen terwijl we nu weten dat er onnoemelijk veel mensenlevens zijn kapotgemaakt door de kolonisatie. Niet alleen door de gedwongen arbeid en het geweld onder Leopold II, maar ook nadien nog door de constante discriminatie en achterstelling van Congolezen.’
‘Ik vind daarom niet dat deze boeken moeten weggestoken worden, net in tegendeel. De kolonisatie is een enorm pijnlijke, maar ook super belangrijke periode geweest in de geschiedenis die nog steeds in grote mate de verhoudingen in de wereld vandaag bepaalt. Daarom vind ik het extra belangrijk dat we al deze bronnen nu hebben samengebracht en kunnen aanbieden via één deelcollectie, zodat we kunnen blijven leren over de kolonisatie en haar gevolgen vandaag.’
Hoe ben je juist te werk gegaan?
‘Op voorhand wist ik niet hoeveel boeken er in de deelcollectie zouden zitten, maar er bestonden gelukkig al enkele bibliografieën die ik kon gebruiken. Op basis daarvan heb ik een aantal gerichte zoekopdrachten gedaan in de digitale catalogus om relevant materiaal te vinden. ‘Congo’ of ‘Kolonie’ zijn voor de hand liggende zoektermen, maar de meerderheid van de boeken over Congo werden in het Frans geschreven, waardoor steeds in (minstens) twee talen werd gezocht.
Daarnaast wilde ik ook alle publicaties opsporen die inCongo werden gedrukt. Ik zocht dus ook naar werken die in alle belangrijke steden in Congo en Ruanda-Urundi werden uitgegeven. Toen heette Kinshasa nog Léopoldville of Lumumbashi nog Élisabethville, en ook Nederlandstalige varianten werden mee opgenomen.
Ten slotte hebben mijn begeleider en ik beslist om uitsluitend publicaties uit de koloniale periode op te nemen (dus tot 1960), hoewel koloniale vooroordelen nog lang nadien bleven doorleven in publicaties over Midden-Afrika. Die grens is dus wel wat kunstmatig. Hopelijk komt er na mij nog een andere stagiair die het werk verder zet tot nu!’
Welk boek sprong er voor jou uit?
‘Dat vind ik een heel moeilijke vraag! Er zijn er te veel om uit te kiezen. Ik vond het bijvoorbeeld heel bijzonder om de superbekende prent ‘In the rubber coils’uit het tijdschrift Punch (28 november 1906) eens in het echt te zien. Die prent komt voor in zowat iedere geschiedenisles over de kolonisatie, dus ik vond het heel speciaal om die eens in het echt vast te houden.
Ook de koloniale literatuur vond ik een heel interessante ontdekking. Ik heb De Zwarte Kost (1898) meteen in mijn vrije tijd gelezen nadat ik op het boekje gestoten was. Ik vond het ook heel interessant om de link tussen Antwerpen en Congo te zien in de collectie, bijvoorbeeld in gidsen van de Antwerpse wereldtentoonstellingen (in 1885, 1894 en 1930), of in een tentoonstellingscatalogus van Congolese kunst in de Stadsfeestzaal op de Meir. De reproductie van een enorm geschilderd Congo-panorama, zoals het te zien was op de wereldexpo van 1930, vond ik echt verbluffend.’
‘Wat me ook heel sterk is bijgebleven, zijn de koloniale kranten en tijdschriften. Zo is er het manifest van het blad Conscience Africaine (1956), waarvan Joseph Iléo de hoofdredacteur was. Van L’Indépendance, de krant van Lumumba’s partij Mouvement national Congolais is ook één jaargang aanwezig (1959). Ook heeft de Erfgoedbibliotheek een vertaald artikel van de jonge Mobutu in typoscript (1959), een echt unicum. Het feit dat al deze mensen na de onafhankelijkheid een belangrijke rol zouden spelen in Congo, zorgde voor een echte historische sensatie bij mij.’
‘Het allermooiste boekje voor mij was ongetwijfeld L’éléphant qui marche sur les oeufs (1931). Het boekje bevat een hele reeks dierenverhalen, verteld door Thaddée Badibanga en prachtig geïllustreerd door de kunstenaar Djilatendo. Het is de allereerste publicatie in de Erfgoedbibliotheek die geschreven werd door een Congolese auteur, al werd het wel uitgegeven door de Brusselse uitgeverij L’églantine. Lang is men in Europa ook sceptisch geweest of Badibanga wel bestaan heeft, wat ik enorm schrijnend vind. Dat verhaal, in combinatie met de wondermooie tekeningen en de tederheid van sommige verhalen in de bundel, maakt dit voor mij het meest bijzondere boek in de collectie.’