De anti-alcoholbeweging vond opgang in de Verenigde Staten van Amerika waar men het verbruik van rum en whisky aan banden legde. De beweging waaide over naar Europa doordat Amerikaanse schippers in Schotland onthoudingscontracten introduceerden bij de lokale bevolking..
In België richtte men zijn pijlen vooral op het jenevermisbruik. De industrialisering en de binnenlandse productie maakten jenever goedkoop en bereikbaar voor iedereen. Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werd het drankverbruik ervaren als een steeds groter wordend probleem, wat nog versterkt werd door de economische crises van 1847 en 1853-5. Op vrij korte tijd ontstond een groot aantal anti-alcoholorganisaties. Op het hoogtepunt, omstreeks 1911, waren er meer dan duizend verenigingen actief. De meesten focusten op het belang van matigheid en niet op onthouding. Men heeft het daarom dan ook vaak over de 'matigingsbonden'.
Een belangrijk onderdeel van de propagandamachine van sommige verenigingen was een eigen verenigingsblad dat op geregelde tijdstippen gepubliceerd werd. 'La Ligue patriotique contre l'alcoolisme' was erg invloedrijk en vormde een overkoepelende vereniging voor vele kleinere, lokale afdelingen. Vanaf 1885 verscheen het Journal de la Ligue patriotique contre l'alcoolisme en later volgden de geïllustreerde supplementen Le bien social en Het volksgeluk.
De drankbestrijders, veelal afkomstig uit de verlichte burgerij, beschouwden het drankmisbruik als een probleem van mannen uit de lagere sociale klassen. De jeneverplaag bestond voornamelijk in hun denkwereld en was een voorwendsel om een hele bevolkingsgroep met de vinger te wijzen en een poging om controle te krijgen op de arbeidersklasse die zich volop emancipeerde. De propaganda van de beweging was zo heftig dat omstreeks 1900 niemand nog twijfelde aan het bestaan van een oorzakelijk verband tussen jenever en zelfdestructie, misdaad, bedrog en echtscheiding. De drankzucht van de arbeider was het centrale probleem geworden en leidde de aandacht af van de onderliggende redenen van de problematiek: lage lonen, lange werktijden, slechte behuizing en het ontbreken van stemrecht.