Internationaal succes
Het unieke verteltalent van Hendrik Conscience verklaart het immense succes van zijn werk, niet enkel in Vlaanderen, maar ook internationaal. Al vanaf het midden van de 19de eeuw startte zijn internationale vermaardheid die doorliep tot een behoorlijk stuk in de 20ste eeuw. De eerste vertaling vond plaats in Duitsland, waar zijn werk in 1845 door Melchior von Diepenbroc (1798-1853), de latere aartsbisschop van Breslau, werd geïntroduceerd. Sketches from Flemish life, de eerste Engelse vertaling uit 1846, bevatte dezelfde 3 verhalen die in Flämisches Stillleben van 1845 zijn opgenomen.
Consciences doorbraak in Frankrijk
In Frankrijk kwam het succes na een literair schandaal rond Alexandre Dumas (1802-1870). Deze had in 1852 in Brussel de roman Conscience l’innocent gepubliceerd, waarbij hij 2 hoofdstukken had ontleend aan de net verschenen Franse vertaling van De loteling. De held van Dumas’ boek heette trouwens Conscience. Dumas’ vijanden beschuldigden de auteur van plagiaat, waarna Dumas in zijn blad Le Mousquetaire de volledige vertaling van De loteling liet drukken. De lezers van Le Mousquetaire vroegen om meer, waarna in het blad de verhalen van Conscience – die in België al in Franse vertaling waren verschenen – in feuilleton werden gepubliceerd. Dit werd opgepikt door de belangrijke uitgeverij Michel Lévy Frères, die van 1854 tot ’85 Consciences Oeuvres complètes uitgaf in zestig delen.
Heruitgaven, bewerkingen, bloemlezingen, …
Tot diep in de 20ste eeuw bleef het werk van Conscience een breed publiek aanspreken. Decennialang werd het met de regelmaat van de klok heruitgegeven en rolden er bloemlezingen, schooluitgaven, toneelbewerkingen, ... van de persen. Wegens hun scenische kracht werden de historische romans van Conscience ook veelvuldig verstript (bijvoorbeeld door Bob de Moor en Studio Vandersteen) en bewerkt voor toneel, film en televisie. Zo schreef Libera Carlier een zevendelige televisiereeks gebaseerd op Geschiedenis mijner jeugd, en verfilmde Roland Verhavert De loteling.
Hugo Claus verfilmde niet alleen De Leeuw van Vlaenderen, maar maakte ook een toneelbewerking van Het goudland: “Mijn bedoelingen met Conscience worden het best geïllustreerd door de foto op de achterzijde van de reuzenpocket van De Bezige Bij met de tekst van mijn stuk, ik rust vredig in de bronzen armen van het Antwerpse beeld van Conscience en kijk vertederd naar hem op. Maar tegelijkertijd grabbel ik ook naar de portefeuille van opa, zoals de kinderen van tegenwoordig dat doen.” (Het Parool, 24 december 1966).